‘Ohww, was ik maar een gijzelaah-aar...’
citeer ik De Dijk totdat de handlanger sneert: ‘Oh, houd je bek!’ en een oude
sok in mijn mond steekt. Deze handlangers nemen elke maatregel als zij mij naar
het hol van hun leider brengen; Ebenezer C. Whitford. Pas geleden, voordat ik
naar London ging had ik tegen deze Steampunkmaker, die beter bekend staat als Steamer Gearhead, gezegd dat ik graag zijn
laboratorium zou komen bezoeken. Kennelijk vond hij dat reden genoeg om mij uit
de trein naar Constantinopel te ontvoeren met zijn teleportatiemachine. Ik wist
wel dat hij veel waarde hechtte aan geheimhouding, maar niet dat hij het zó
serieus nam. Aan de andere kant krijg ik eindelijk de kans om zijn laboratorium
te zien, dus... dat is mooi.
Na een korte wandeling word ik geblinddoekt
een trap afgeleid. Het wordt kouder en de geur van schimmel drijft op de lucht,
vermengd met de ijzeren reuk van gas. Het kan niet ver meer zijn.
Als we de trappen zijn afgedaald wordt eindelijk mijn blinddoek afgedaan en het bruine plakband van mijn monogoggle getrokken.
‘Auh!’
De blauwe vonken en het licht van plasma doet pijn aan mijn ogen. Met één ooglid dichtgeknepen pas ik de instellingen van mijn monogoggle aan om de schoonheid van deze creaties te kunnen bewonderen. De ruimte is zowel een salon als laboratorium en werkplaats ineen, compleet met onbeschrijfelijke machines, wapens en zelfs een compleet gemechaniseerd harnas... En fietsen die in reparatie zijn, om de een één of andere of andere reden.
Tussen het magnetische geknetter van stroomleidingen en flitsen van schichten zit Ebenezer C. Whitford in een leer beklede fauteuil aan een salontafel een sjekkie te draaien. Een handlanger ontdoet mij van de resterende boeien drukt me in de stoel tegenover hem.
Ebenezer blaast een lange pluim uit en zegt: ‘Welkom in mijn laboratorium, Dankaert.’
Ik kijk om me neem. ‘Het kan aan mij liggen, maar ik heb het idee dat dit een fietsenmakers werkplaats is.’
Als we de trappen zijn afgedaald wordt eindelijk mijn blinddoek afgedaan en het bruine plakband van mijn monogoggle getrokken.
‘Auh!’
De blauwe vonken en het licht van plasma doet pijn aan mijn ogen. Met één ooglid dichtgeknepen pas ik de instellingen van mijn monogoggle aan om de schoonheid van deze creaties te kunnen bewonderen. De ruimte is zowel een salon als laboratorium en werkplaats ineen, compleet met onbeschrijfelijke machines, wapens en zelfs een compleet gemechaniseerd harnas... En fietsen die in reparatie zijn, om de een één of andere of andere reden.
Tussen het magnetische geknetter van stroomleidingen en flitsen van schichten zit Ebenezer C. Whitford in een leer beklede fauteuil aan een salontafel een sjekkie te draaien. Een handlanger ontdoet mij van de resterende boeien drukt me in de stoel tegenover hem.
Ebenezer blaast een lange pluim uit en zegt: ‘Welkom in mijn laboratorium, Dankaert.’
Ik kijk om me neem. ‘Het kan aan mij liggen, maar ik heb het idee dat dit een fietsenmakers werkplaats is.’
Ebenezer: ‘Een man moet zijn brood ergens
mee verdienen. Wordt enigszins onderbetaald, maar het is een goudmijn voor mijn
projecten.’
Dankaert: ‘Oké, maar waarom fietsen?’
Ebenezer: ‘Fietsen bouwen was een hobby van
mij. Ik trok kapotte fietsen uit het oud ijzer, of vond ze langs de kant van de
weg. Zo heb ik ook de riksja gevonden die hier staat.’
Dankaert: ‘Maak je dat soort fietsen nog
steeds?’
Ebenezer: ‘Nee. Geen tijd. Ik moet al meer
werken om het onderhoud van mijn nieuwe onderkomen te kunnen betalen. Dus na
een werkdag kan ik geen fiets meer zien. Maar zoals gezegd is het
kringloopbedrijf waar ik werk wel een goudmijn voor mijn projecten.’
Dankaert: ‘Dus dat is alles wat je nog
doet?’ Ebenezer: ‘Rollenspellen zijn nog altijd vaste prik voor mij een groep
vrienden, met een spelsysteem dat door een vriend van me is bedacht. Het is de
ideale manier om mijn concepten in de praktijk te testen.’
Dankaert: ‘Steampunk?’
Ebenezer: ‘Vroeger wel. Nu spelen we een
verhaal dat zich afspeelt in de ruimte. Daarnaast houd ik mij nog bezig met
Warhammer 40.000.’ Ik gluur door de raampjes van een tussenwand in het
laboratorium, waarachter een compleet diorama staat uitgestald vol Ruimtemariniers
en oorlogsmachines, waaronder een tank met dubbelloops laserkanonnen aan
weerzijde. ‘Ik zie het.’
Dankaert: ‘Hoe ben je met tinkeren
begonnen?’
Ebenezer: ‘Ik heb altijd passie gehad voor
mechanische onderdelen. Het begon als klein jochie, toen haalde ik graag dingen
uit elkaar, puur uit interesse. Niet dat ik ze altijd weer in elkaar kreeg...
Mijn moeder vervloekte me om de oude televisies en andere rommel die ik uit het
grofvuil meesleepte. Daarnaast was ik ook veel bezig met Lego en Meccano. Na de
middelbare school volgde ik een opleiding autotechniek, welke ik helaas niet
heb afgemaakt. Maar mede hierdoor ben ik wel in het fietsenmakers vak terecht
gekomen. Ik sleurde eerst wrakken van de straat en verkocht ze voor een zacht
prijsje aan vrienden, maar met de opgedane ervaring kon ik daarna wel mooi aan
de bak als beheerder van de fietsenafdeling van een kringloopbedrijf.'
Dankaert: ‘Waar haal jij je inspiratie
vandaan?’
Ebenezer:‘Ik haal het niet specifiek ergens
vandaan. Bij mijn eerdere projecten een beetje uit Warhammer 40.000 misschien.
Maar wat ik vooral doe is rotzooi bij elkaar rapen en dan kijk ik wel wat het
wordt. Steampunk kwam ik per toeval twee en een half jaar geleden tegen op
internet en dacht, dat ga ik ook eens proberen. Daarvoor was het gewoon
knutselen met oude rommel en kijken hoe de losse onderdelen bij elkaar passen.
De Raygun is bijvoorbeeld begonnen als staande lamp en heb ik steeds verder
uitgebouwd. Ik zet feitelijk gewoon rotzooi aan elkaar totdat het er esthetisch
goed uitziet.
Ebenezer denkt even na: ‘In zekere zin wel.
Daarvoor was het een soort van allegaartje. Alles wat potentie had sleepte ik
mee en uiteindelijk moest die afvalberg weer worden ingekrompen. Nu ben ik meer
gefocust om het binnen die stijl te houden. Maar dat heeft natuurlijk ook met
de inrichting van mijn laboratorium te maken.' Dankaert: ‘Vind jij jezelf een
Steamer?’
Ebenezer: ‘Vind ik moeilijk te
beantwoorden. Op facebook noem ik mezelf een fietsenprutser, maar sommigen
vertellen mij dat ik eigenlijk al een steamer was voordat ik wist wat het was.
Eigenlijk schroef ik gewoon graag dingen in elkaar op een manier waar ze niet
voor bedoeld zijn. Het is slechts een benaming en net zoals ik mijzelf geen
kunstenaar wil noemen, is het voor mij niet meer dan een etiketje dat mensen
ergens opplakken.
Dankaert: ‘Wanneer is iets voor jou
steampunk?’
Ebenezer: ‘Wat ik belangrijk vind is dat
objecten, ongeacht het materiaal wat gebruikt wordt, er uitzien alsof ze zo uit
19de eeuw lijken te komen. Het hoeft niet persé op stoom te werken.’
Dankaert: 'Waarom is die negentiende eeuw
voor jou zo belangrijk?'
Ebenezer: ‘Vanwege mijn fascinatie met
mechanica en de industriële revolutie. Maar voor mij is het qua uiterlijk ook
een must, omdat het anders niet meer aansluit bij de rest van mijn
laboratorium. Het is dus ook een kwestie van continuïteit.'
Dankaert: ‘Welke elementen van Steampunk spreken jou zo aan?'
Dankaert: ‘Welke elementen van Steampunk spreken jou zo aan?'
Ebenezer: 'Vooral de esthetiek. Ik houd van
nostalgie en werken met afvalmateriaal. De literatuur zelf spreekt mij minder
aan met name omdat ik me er nog niet erg in verdiept heb. De steampunk-bands
vind ik leuk op festivals, maar niet voldoende aan voor mezelf aan te schaffen.
Groepen en festivals zijn voor mij ook bijzaak. Ik doe het vooral om het
creëren.
'Plots springt Inouk op van zijn kleed en rent blaffend op het Warhammer diorama af.
'Plots springt Inouk op van zijn kleed en rent blaffend op het Warhammer diorama af.
Ebenezer staat op en gaat bij hem staan.
Argwanend staren ze over het slagveld, vol ruimtemariniers en buitenaards tuig.
‘Is er wat?’ vraag als ik bij hen kom staan. Ebenezer gebaart me stil te zijn.
‘Ze zijn hier.’ Ze? Geïntrigeerd staar ik naar de tafel en kijk rond tussen de
talloze miniaturen. Ineens worden lichten van één van de tanks ontstoken en een
motor begint te ronken. Met verbazing kijk ik toe hoe de tank zijn
laserkanonnen in positie brengt terwijl het op zijn plaats draait. Ebenezer
buigt zich over de tafel in een poging het voertuig te grijpen, maar hij is te
laat. Stukken stopverf en kalk schieten onder de rupsbanden vandaan als de tank
wegscheurt en over de rand van de tafel rijdt. Inouk probeert de tank nog in te
halen, maar kan niet voorkomen dat de tank door een gat in de muur ontsnapt.
‘Hoort die dat te doen?’ vraag ik, terwijl Inouk voor het gat staat te blaffen.
Ebenezer vloekt binnensmonds. ‘Nee, dat zijn de boozers weer! Iemand, geef me mijn vlammenwerper!’ ‘Boozers?’ ‘Ken je die kleine bouwvakkertjes uit de Freggels?’ vraagt hij terwijl een handlanger hem de vlammenwerper aangeeft.
‘Je bedoelt Doozers,’ corrigeer ik hem. ‘Die groene met de bouwhelmpjes en de constructies die door de Freggels worden gegeten.’
‘Nee, boozers zijn de neanderthaler variant van hen,’ antwoord Ebenezer terwijl hij de vlammenwerper in het gat ontsteekt. ‘In plaats dat ze dingen zelf bouwen jatten ze mijn spullen. Maar niet langer!’ roept hij en lacht sadistisch als een aanhoudende pluim rook uit het gat komt.
Ebenezer vloekt binnensmonds. ‘Nee, dat zijn de boozers weer! Iemand, geef me mijn vlammenwerper!’ ‘Boozers?’ ‘Ken je die kleine bouwvakkertjes uit de Freggels?’ vraagt hij terwijl een handlanger hem de vlammenwerper aangeeft.
‘Je bedoelt Doozers,’ corrigeer ik hem. ‘Die groene met de bouwhelmpjes en de constructies die door de Freggels worden gegeten.’
‘Nee, boozers zijn de neanderthaler variant van hen,’ antwoord Ebenezer terwijl hij de vlammenwerper in het gat ontsteekt. ‘In plaats dat ze dingen zelf bouwen jatten ze mijn spullen. Maar niet langer!’ roept hij en lacht sadistisch als een aanhoudende pluim rook uit het gat komt.
Dankaert: ‘Genoeg vraag naar jouw spullen
dus?’
Ebenezer: ‘Afgezien van de boozers? Vraag
is een groot woord. Mensen zeggen wel eens dat ik hier mijn vak van zou moeten
maken. Maar dat heb ik ook met fietsen gedaan en sindsdien heb er thuis geen
zin meer in. Ik ben bang dat hetzelfde met Steampunk zal gebeuren als ik dit
als 'werk' zou gaan doen.’
Dankaert: ‘Wat is jouw favoriete creatie?’
Ebenezer:‘De hele inhoud van mijn
laboratorium eigenlijk. Alles is immers gemaakt om bij elkaar te horen. Het één
groot geheel.’
Dankaert : ‘In dat geval, wat is je meest
complexe ontwerp?’
Dankaert: ‘Zou je daar afstand van kunnen doen?
Ebenezer denkt even na: ‘Moeilijk... Ik heb
al aanbiedingen gehad, waaronder van het Spoorwegmuseum in Utrecht, dat
tegenwoordig een Steampunk-attractie heeft, Vuurproef. Hun curator had mijn
objecten in een winkeletalage gezien, waar ik wat spul mocht exposeren. Ze
boden me een mooi bedrag voor deze objecten, maar heb het vriendelijk
afgewezen. Als ik objecten zou maken voor het grote publiek ben ik bang dat de
lol er snel vanaf gaat, net zo als bij het fietsenmaken.’
Dankaert: ‘Je hebt gezegd dat je geen
kunstenaar bent. Vindt jij jezelf wel een steamer?’
Ebenezer: ‘Wanneer bestempel je jezelf als
iets? Niet in mijn dagelijks leven. Ik kleed me als een Steamer op evenementen
om niet uit de toon te vallen tussen mijn objecten, maar verder ben ik gewoon
een tinkeraar die lekker met zijn hobby bezig is.’
Dankaert: ‘In dat geval, is een object
Steampunk als het elementen van verleden, heden en toekomst bevat? Of juist als
Steamers het mooi vinden?’
Ebenezer: ‘Voor mij zijn de elementen van
verleden, heden en toekomst belangrijker. Of Steamers het mooi vinden, is voor
mij eigenlijk bijzaak, hoewel dat natuurlijk wel mooi meegenomen is.’
Dankaert: ‘Nog concrete projecten in het
verschiet?’
Ebenezer: ‘Momenteel alleen mijn
laboratorium. Maar dat gaat nog wel even duren in verband met tijdgebrek.
Daarbij is een dergelijk project eigenlijk nooit echt af, er is altijd nog wel
ergens ruimte voor uitbreiding.’
Dankaert: ‘Maar wat als geld, tijd,
materialen en mankracht geen probleem zouden zijn, wat zou je dan willen
maken?’
Ebenezer: ‘Een luchtschip, gebaseerd op de
Hindenburg! Compleet met wapenarsenaal, maar mogelijk een kleinere ballon, dat
blijft per slot van rekening een zwak punt.’
Ik steek mijn pen in mijn borstzak en zet
mijn recorder uit. ‘Dan geloof ik dat ik al mijn vragen heb gehad. Kan ik nu
gaan?’ vraag ik hoopvol.
Ebenezer strijkt bedenkelijk over zijn kin.
‘Je weet de locatie van mij laboratorium...’ oppert hij.
‘Ah, kom op, protesteer ik. ‘Jij hebt me hier gebracht.’
‘Had er eigenlijk niet over nagedacht... Maar gelukkig heb ik nog wapens die getest moeten worden.’ ‘Door mij?’ vraag ik onzeker.
‘Op jou,’ antwoord hij direct en wenkt naar zijn handlanger. Iedereen wordt stil als een ronkend geluid naderbij komt. Het klinkt als... ‘Vliegende tank!’ roept een handlanger als hij in paniek aan komt rennen, gevolgd door een barrage van groene stralen.
Mijn mond valt open als een de buitgemaakte tank van de Boozers, hangend onder een luchtballon, komt binnen vliegen. De laserkanonnen aan de flanken schieten onophoudelijk op de creaties van Ebenezer, die schreeuwend met de vlammenwerper achter het luchtschip aanrent: ‘Die rotbeesten hebben mijn idee gejat!’
Verstijfd kijk ik toe hoe Ebenezer en zijn handlangers met plasma, lasers en weet ik het wat op het luchtschip schieten. Eén van hen raakt de motoren van de tank, waarop het toestel neerstort, in een kurkentrekker-achtige spiraal door het laboratorium vliegt en één van de vele plasmaleidingen raakt. Een alles verterende stroom van plasma spuit de ruimte in. Ebenezer vloekt tegen zijn handlangers, die in een staat van totale paniek proberen te redden wat er te redden valt: ‘Sluit de kranen en buizen! Sluit de elektriciteit af... Nee, niet de stoommachines! Wat heeft dat nu van zin!’
In de chaos grijp ik mijn kans en ren terug de trap op naar buiten, mijn vrijheid tegemoet. Jammer, het is een mooi laboratorium, maar ik vrees dat ik beter bij Ebenezer uit de buurt kan blijven...
‘Ah, kom op, protesteer ik. ‘Jij hebt me hier gebracht.’
‘Had er eigenlijk niet over nagedacht... Maar gelukkig heb ik nog wapens die getest moeten worden.’ ‘Door mij?’ vraag ik onzeker.
‘Op jou,’ antwoord hij direct en wenkt naar zijn handlanger. Iedereen wordt stil als een ronkend geluid naderbij komt. Het klinkt als... ‘Vliegende tank!’ roept een handlanger als hij in paniek aan komt rennen, gevolgd door een barrage van groene stralen.
Mijn mond valt open als een de buitgemaakte tank van de Boozers, hangend onder een luchtballon, komt binnen vliegen. De laserkanonnen aan de flanken schieten onophoudelijk op de creaties van Ebenezer, die schreeuwend met de vlammenwerper achter het luchtschip aanrent: ‘Die rotbeesten hebben mijn idee gejat!’
Verstijfd kijk ik toe hoe Ebenezer en zijn handlangers met plasma, lasers en weet ik het wat op het luchtschip schieten. Eén van hen raakt de motoren van de tank, waarop het toestel neerstort, in een kurkentrekker-achtige spiraal door het laboratorium vliegt en één van de vele plasmaleidingen raakt. Een alles verterende stroom van plasma spuit de ruimte in. Ebenezer vloekt tegen zijn handlangers, die in een staat van totale paniek proberen te redden wat er te redden valt: ‘Sluit de kranen en buizen! Sluit de elektriciteit af... Nee, niet de stoommachines! Wat heeft dat nu van zin!’
In de chaos grijp ik mijn kans en ren terug de trap op naar buiten, mijn vrijheid tegemoet. Jammer, het is een mooi laboratorium, maar ik vrees dat ik beter bij Ebenezer uit de buurt kan blijven...