Friday, 27 December 2013

Een gesprek met: Ebenezer C. Whitford



‘Ohww, was ik maar een gijzelaah-aar...’ citeer ik De Dijk totdat de handlanger sneert: ‘Oh, houd je bek!’ en een oude sok in mijn mond steekt. Deze handlangers nemen elke maatregel als zij mij naar het hol van hun leider brengen; Ebenezer C. Whitford. Pas geleden, voordat ik naar London ging had ik tegen deze Steampunkmaker, die beter bekend staat als Steamer Gearhead, gezegd dat ik graag zijn laboratorium zou komen bezoeken. Kennelijk vond hij dat reden genoeg om mij uit de trein naar Constantinopel te ontvoeren met zijn teleportatiemachine. Ik wist wel dat hij veel waarde hechtte aan geheimhouding, maar niet dat hij het zó serieus nam. Aan de andere kant krijg ik eindelijk de kans om zijn laboratorium te zien, dus... dat is mooi.
Na een korte wandeling word ik geblinddoekt een trap afgeleid. Het wordt kouder en de geur van schimmel drijft op de lucht, vermengd met de ijzeren reuk van gas. Het kan niet ver meer zijn.
Als we de trappen zijn afgedaald wordt eindelijk mijn blinddoek afgedaan en het bruine plakband van mijn monogoggle getrokken.





 ‘Auh!’
De blauwe vonken en het licht van plasma doet pijn aan mijn ogen. Met één ooglid dichtgeknepen pas ik de instellingen van mijn monogoggle aan om de schoonheid van deze creaties te kunnen bewonderen. De ruimte is zowel een salon als laboratorium en werkplaats ineen, compleet met onbeschrijfelijke machines, wapens en zelfs een compleet gemechaniseerd harnas... En fietsen die in reparatie zijn, om de een één of andere of andere reden.
Tussen het magnetische geknetter van stroomleidingen en flitsen van schichten zit Ebenezer C. Whitford in een leer beklede fauteuil aan een salontafel een sjekkie te draaien. Een handlanger ontdoet mij van de resterende boeien drukt me in de stoel tegenover hem.
Ebenezer blaast een lange pluim uit en zegt: ‘Welkom in mijn laboratorium, Dankaert.’
Ik kijk om me neem. ‘Het kan aan mij liggen, maar ik heb het idee dat dit een fietsenmakers werkplaats is.’ 

Ebenezer: ‘Een man moet zijn brood ergens mee verdienen. Wordt enigszins onderbetaald, maar het is een goudmijn voor mijn projecten.’ 

Dankaert: ‘Oké, maar waarom fietsen?’

Ebenezer: ‘Fietsen bouwen was een hobby van mij. Ik trok kapotte fietsen uit het oud ijzer, of vond ze langs de kant van de weg. Zo heb ik ook de riksja gevonden die hier staat.’ 

Dankaert: ‘Maak je dat soort fietsen nog steeds?’ 

Ebenezer: ‘Nee. Geen tijd. Ik moet al meer werken om het onderhoud van mijn nieuwe onderkomen te kunnen betalen. Dus na een werkdag kan ik geen fiets meer zien. Maar zoals gezegd is het kringloopbedrijf waar ik werk wel een goudmijn voor mijn projecten.’ 

Dankaert: ‘Dus dat is alles wat je nog doet?’ Ebenezer: ‘Rollenspellen zijn nog altijd vaste prik voor mij een groep vrienden, met een spelsysteem dat door een vriend van me is bedacht. Het is de ideale manier om mijn concepten in de praktijk te testen.’ 

Dankaert: ‘Steampunk?’ 

Ebenezer: ‘Vroeger wel. Nu spelen we een verhaal dat zich afspeelt in de ruimte. Daarnaast houd ik mij nog bezig met Warhammer 40.000.’ Ik gluur door de raampjes van een tussenwand in het laboratorium, waarachter een compleet diorama staat uitgestald vol Ruimtemariniers en oorlogsmachines, waaronder een tank met dubbelloops laserkanonnen aan weerzijde. ‘Ik zie het.’
Dankaert: ‘Hoe ben je met tinkeren begonnen?’ 

Ebenezer: ‘Ik heb altijd passie gehad voor mechanische onderdelen. Het begon als klein jochie, toen haalde ik graag dingen uit elkaar, puur uit interesse. Niet dat ik ze altijd weer in elkaar kreeg... Mijn moeder vervloekte me om de oude televisies en andere rommel die ik uit het grofvuil meesleepte. Daarnaast was ik ook veel bezig met Lego en Meccano. Na de middelbare school volgde ik een opleiding autotechniek, welke ik helaas niet heb afgemaakt. Maar mede hierdoor ben ik wel in het fietsenmakers vak terecht gekomen. Ik sleurde eerst wrakken van de straat en verkocht ze voor een zacht prijsje aan vrienden, maar met de opgedane ervaring kon ik daarna wel mooi aan de bak als beheerder van de fietsenafdeling van een kringloopbedrijf.' 

Dankaert: ‘Waar haal jij je inspiratie vandaan?’ 

Ebenezer:‘Ik haal het niet specifiek ergens vandaan. Bij mijn eerdere projecten een beetje uit Warhammer 40.000 misschien. Maar wat ik vooral doe is rotzooi bij elkaar rapen en dan kijk ik wel wat het wordt. Steampunk kwam ik per toeval twee en een half jaar geleden tegen op internet en dacht, dat ga ik ook eens proberen. Daarvoor was het gewoon knutselen met oude rommel en kijken hoe de losse onderdelen bij elkaar passen. De Raygun is bijvoorbeeld begonnen als staande lamp en heb ik steeds verder uitgebouwd. Ik zet feitelijk gewoon rotzooi aan elkaar totdat het er esthetisch goed uitziet. 


Dankaert: ‘Veranderde jouw ontdekking van Steampunk iets aan de manier hoe jij je objecten ontwierp?’ 

Ebenezer denkt even na: ‘In zekere zin wel. Daarvoor was het een soort van allegaartje. Alles wat potentie had sleepte ik mee en uiteindelijk moest die afvalberg weer worden ingekrompen. Nu ben ik meer gefocust om het binnen die stijl te houden. Maar dat heeft natuurlijk ook met de inrichting van mijn laboratorium te maken.' Dankaert: ‘Vind jij jezelf een Steamer?’ 

Ebenezer: ‘Vind ik moeilijk te beantwoorden. Op facebook noem ik mezelf een fietsenprutser, maar sommigen vertellen mij dat ik eigenlijk al een steamer was voordat ik wist wat het was. Eigenlijk schroef ik gewoon graag dingen in elkaar op een manier waar ze niet voor bedoeld zijn. Het is slechts een benaming en net zoals ik mijzelf geen kunstenaar wil noemen, is het voor mij niet meer dan een etiketje dat mensen ergens opplakken. 

Dankaert: ‘Wanneer is iets voor jou steampunk?’ 

Ebenezer: ‘Wat ik belangrijk vind is dat objecten, ongeacht het materiaal wat gebruikt wordt, er uitzien alsof ze zo uit 19de eeuw lijken te komen. Het hoeft niet persé op stoom te werken.’ 

Dankaert: 'Waarom is die negentiende eeuw voor jou zo belangrijk?' 

Ebenezer: ‘Vanwege mijn fascinatie met mechanica en de industriële revolutie. Maar voor mij is het qua uiterlijk ook een must, omdat het anders niet meer aansluit bij de rest van mijn laboratorium. Het is dus ook een kwestie van continuïteit.' 

Dankaert: ‘Welke elementen van Steampunk spreken jou zo aan?' 

Ebenezer: 'Vooral de esthetiek. Ik houd van nostalgie en werken met afvalmateriaal. De literatuur zelf spreekt mij minder aan met name omdat ik me er nog niet erg in verdiept heb. De steampunk-bands vind ik leuk op festivals, maar niet voldoende aan voor mezelf aan te schaffen. Groepen en festivals zijn voor mij ook bijzaak. Ik doe het vooral om het creëren.

'Plots springt Inouk op van zijn kleed en rent blaffend op het Warhammer diorama af.
Ebenezer staat op en gaat bij hem staan. Argwanend staren ze over het slagveld, vol ruimtemariniers en buitenaards tuig. ‘Is er wat?’ vraag als ik bij hen kom staan. Ebenezer gebaart me stil te zijn. ‘Ze zijn hier.’ Ze? Geïntrigeerd staar ik naar de tafel en kijk rond tussen de talloze miniaturen. Ineens worden lichten van één van de tanks ontstoken en een motor begint te ronken. Met verbazing kijk ik toe hoe de tank zijn laserkanonnen in positie brengt terwijl het op zijn plaats draait. Ebenezer buigt zich over de tafel in een poging het voertuig te grijpen, maar hij is te laat. Stukken stopverf en kalk schieten onder de rupsbanden vandaan als de tank wegscheurt en over de rand van de tafel rijdt. Inouk probeert de tank nog in te halen, maar kan niet voorkomen dat de tank door een gat in de muur ontsnapt. ‘Hoort die dat te doen?’ vraag ik, terwijl Inouk voor het gat staat te blaffen.
Ebenezer vloekt binnensmonds. ‘Nee, dat zijn de boozers weer! Iemand, geef me mijn vlammenwerper!’ ‘Boozers?’ ‘Ken je die kleine bouwvakkertjes uit de Freggels?’ vraagt hij terwijl een handlanger hem de vlammenwerper aangeeft.
‘Je bedoelt Doozers,’ corrigeer ik hem. ‘Die groene met de bouwhelmpjes en de constructies die door de Freggels worden gegeten.’
‘Nee, boozers zijn de neanderthaler variant van hen,’ antwoord Ebenezer terwijl hij de vlammenwerper in het gat ontsteekt. ‘In plaats dat ze dingen zelf bouwen jatten ze mijn spullen. Maar niet langer!’ roept hij en lacht sadistisch als een aanhoudende pluim rook uit het gat komt. 

Dankaert: ‘Genoeg vraag naar jouw spullen dus?’ 

Ebenezer: ‘Afgezien van de boozers? Vraag is een groot woord. Mensen zeggen wel eens dat ik hier mijn vak van zou moeten maken. Maar dat heb ik ook met fietsen gedaan en sindsdien heb er thuis geen zin meer in. Ik ben bang dat hetzelfde met Steampunk zal gebeuren als ik dit als 'werk' zou gaan doen.’

Dankaert: ‘Wat is jouw favoriete creatie?’ 

Ebenezer:‘De hele inhoud van mijn laboratorium eigenlijk. Alles is immers gemaakt om bij elkaar te horen. Het één groot geheel.’ 

Dankaert : ‘In dat geval, wat is je meest complexe ontwerp?’ 

Ebenezer: ‘Het harnas. Het moest immers op mijn maat worden gemaakt.’

Dankaert: ‘Zou je daar afstand van kunnen doen?

Ebenezer denkt even na: ‘Moeilijk... Ik heb al aanbiedingen gehad, waaronder van het Spoorwegmuseum in Utrecht, dat tegenwoordig een Steampunk-attractie heeft, Vuurproef. Hun curator had mijn objecten in een winkeletalage gezien, waar ik wat spul mocht exposeren. Ze boden me een mooi bedrag voor deze objecten, maar heb het vriendelijk afgewezen. Als ik objecten zou maken voor het grote publiek ben ik bang dat de lol er snel vanaf gaat, net zo als bij het fietsenmaken.’ 

Dankaert: ‘Je hebt gezegd dat je geen kunstenaar bent. Vindt jij jezelf wel een steamer?’ 

Ebenezer: ‘Wanneer bestempel je jezelf als iets? Niet in mijn dagelijks leven. Ik kleed me als een Steamer op evenementen om niet uit de toon te vallen tussen mijn objecten, maar verder ben ik gewoon een tinkeraar die lekker met zijn hobby bezig is.’ 

Dankaert: ‘In dat geval, is een object Steampunk als het elementen van verleden, heden en toekomst bevat? Of juist als Steamers het mooi vinden?’ 

Ebenezer: ‘Voor mij zijn de elementen van verleden, heden en toekomst belangrijker. Of Steamers het mooi vinden, is voor mij eigenlijk bijzaak, hoewel dat natuurlijk wel mooi meegenomen is.’
Dankaert: ‘Nog concrete projecten in het verschiet?’ 

Ebenezer: ‘Momenteel alleen mijn laboratorium. Maar dat gaat nog wel even duren in verband met tijdgebrek. Daarbij is een dergelijk project eigenlijk nooit echt af, er is altijd nog wel ergens ruimte voor uitbreiding.’ 

Dankaert: ‘Maar wat als geld, tijd, materialen en mankracht geen probleem zouden zijn, wat zou je dan willen maken?’ 

Ebenezer: ‘Een luchtschip, gebaseerd op de Hindenburg! Compleet met wapenarsenaal, maar mogelijk een kleinere ballon, dat blijft per slot van rekening een zwak punt.’ 

Ik steek mijn pen in mijn borstzak en zet mijn recorder uit. ‘Dan geloof ik dat ik al mijn vragen heb gehad. Kan ik nu gaan?’ vraag ik hoopvol.
  Ebenezer strijkt bedenkelijk over zijn kin. ‘Je weet de locatie van mij laboratorium...’ oppert hij.
‘Ah, kom op, protesteer ik. ‘Jij hebt me hier gebracht.’
‘Had er eigenlijk niet over nagedacht... Maar gelukkig heb ik nog wapens die getest moeten worden.’ ‘Door mij?’ vraag ik onzeker.
‘Op jou,’ antwoord hij direct en wenkt naar zijn handlanger. Iedereen wordt stil als een ronkend geluid naderbij komt. Het klinkt als... ‘Vliegende tank!’ roept een handlanger als hij in paniek aan komt rennen, gevolgd door een barrage van groene stralen.
Mijn mond valt open als een de buitgemaakte tank van de Boozers, hangend onder een luchtballon, komt binnen vliegen. De laserkanonnen aan de flanken schieten onophoudelijk op de creaties van Ebenezer, die schreeuwend met de vlammenwerper achter het luchtschip aanrent: ‘Die rotbeesten hebben mijn idee gejat!’
Verstijfd kijk ik toe hoe Ebenezer en zijn handlangers met plasma, lasers en weet ik het wat op het luchtschip schieten. Eén van hen raakt de motoren van de tank, waarop het toestel neerstort, in een kurkentrekker-achtige spiraal door het laboratorium vliegt en één van de vele plasmaleidingen raakt. Een alles verterende stroom van plasma spuit de ruimte in. Ebenezer vloekt tegen zijn handlangers, die in een staat van totale paniek proberen te redden wat er te redden valt: ‘Sluit de kranen en buizen! Sluit de elektriciteit af... Nee, niet de stoommachines! Wat heeft dat nu van zin!’
In de chaos grijp ik mijn kans en ren terug de trap op naar buiten, mijn vrijheid tegemoet. Jammer, het is een mooi laboratorium, maar ik vrees dat ik beter bij Ebenezer uit de buurt kan blijven...

No comments:

Post a Comment